Sommige steden schreeuwen om aandacht. Andere fluisteren hun verhaal in je oor – zacht, maar onvergetelijk. Rabat is van die laatste soort. In tegenstelling tot het chaotische Casablanca of het toeristische Marrakesh, lijkt Rabat vooral op zichzelf. Vriendelijk, gemoedelijk en met een rijk verleden dat onder de oppervlakte borrelt.
Ik kwam aan met de trein vanaf Marrakesh – een comfortabele rit, verrassend modern. Toen ik het station van Rabat Ville uitstapte en de brede boulevards zag, de palmbomen en het zachte licht aan het einde van de middag, voelde ik het meteen: deze stad heeft iets speciaals.
Een stad met een lange adem
Rabat is al eeuwenlang bewoond, maar kreeg pas echt betekenis in de 12e eeuw, toen de Almohaden-kalief Abd al-Mu’min hier een ribāt, een versterkt klooster-fort, liet bouwen als uitvalsbasis voor de strijd tegen Spanje. Daar komt de naam Rabat vandaan.
Later werd het een piratennest, een Franse koloniehoofdstad en sinds 1956 de officiële hoofdstad van het koninkrijk Marokko. De stad ligt aan de Atlantische Oceaan en aan de monding van de rivier Bou Regreg, tegenover het oude Salé – ooit een rivaal, nu een voorstad.
De Kasbah die alles zag
Mijn eerste stop was de Kasbah des Oudayas, een ommuurde wijk boven op een klif, met uitzicht over de zee. Zodra je door de imposante poort wandelt, verandert alles. De drukte van de stad valt weg en je loopt ineens door smalle straatjes met wit-blauw geschilderde huizen, katten op drempels en de geur van jasmijn in de lucht.
Ik raakte er in gesprek met een oudere man die in een klein atelier houten doosjes decoreerde met mozaïekmotieven. Hij vroeg waar ik vandaan kwam. “Ah, Hollande… jullie houden van fietsen, niet?” zei hij met een glimlach. Ik knikte – en hij vertelde dat hij ooit een Nederlandse vrouw ontmoette in de jaren 80, “met een grote rugzak en sandalen”. “Ze dronk muntthee alsof het wijn was,” grinnikte hij. We lachten samen. Ik kocht een doosje. Niet omdat ik het nodig had, maar vanwege het momentum.
De Andalusische tuin en een schildpad
Achter de Kasbah ligt een rustige Andalusische tuin, ooit aangelegd door de Fransen in koloniale stijl. Terwijl ik daar op een bankje zat met een versgebakken msemen (Marokkaanse pannenkoek) en een kopje zoete muntthee, scharrelde er een schildpad over het pad. Niet snel, niet verstoord – gewoon in zijn eigen tempo.
Een klein jongetje rende enthousiast op hem af, maar zijn moeder hield hem tegen. “Laat hem maar gaan,” zei ze. En dat deden we. Ik keek de schildpad na en dacht: dat is precies Rabat – langzaam, vredig, onverstoorbaar.
De toren die nooit af kwam
Vlakbij het centrum staat de Hassan Toren, een gigantische minaret uit de 12e eeuw die nooit werd voltooid. Het was bedoeld als de hoogste minaret ter wereld, onderdeel van een enorme moskee, maar de dood van de opdrachtgever maakte daar abrupt een einde aan.
Naast de toren ligt het mausoleum van Mohammed V, de grootvader van de huidige koning. Ik ging naar binnen, mijn schoenen uit en stond stil bij het witte marmer, de groene tegels en het gouden plafond. Buiten de tijd, bijna heilig. Een bewaker knikte me vriendelijk toe. “Bienvenue,” zei hij zacht. En dat voelde ik echt.
Medina zonder stress
De medina van Rabat is een verademing. Niet zo groot, niet zo hectisch – maar met prachtige winkeltjes, kleurrijke stoffen, geurende kruiden en zilversmeden die hun werk doen alsof ze niet bestaan voor toeristen.
Ik raakte aan de praat met een vrouw die kussens verkocht. Ze vroeg me of ik alleen reisde. “Oui,” zei ik. Ze keek me even aan, en toen zei ze: “C’est bien. Tu écoutes mieux quand tu es seul.” – Je luistert beter als je alleen bent.
Ik lachte en knikte. Ze had gelijk.
Zonsondergang aan de zee
Op mijn laatste avond liep ik naar de vuurtoren van Rabat, waar de oceaan tegen de rotsen sloeg en de lucht roze kleurde. Er zaten vissers op de pier, geliefden op bankjes, kinderen met ijsjes.
Ik bleef daar zitten tot de zon in het water zakte. De lucht werd paars. Er waaide een zoute wind over mijn gezicht. En ik dacht: dit is geen stad die je overrompelt – dit is een stad die je omarmt, als je het toelaat.
Waarom Rabat blijft hangen
Rabat is geen checkliststad. Er zijn geen must-sees die je móét afvinken. Wat je er vindt, is rust, schoonheid, geschiedenis – en ontmoetingen. In de Kasbah, in de medina, in de tuin.
Als je de tijd neemt en gewoon loopt, luistert, kijkt… dan leer je Rabat echt kennen. En misschien leer je jezelf onderweg ook een beetje beter kennen.
Praktische info:
- Beste reistijd: april t/m juni, of september/oktober
- Vervoer: de trein tussen steden is snel en betrouwbaar (ONCF); Rabat zelf is makkelijk te voet of per tram
- Accommodatie: fijne riads in de medina, maar ook moderne hotels in het Ville Nouvelle
- Aanraders in de buurt:
- De oude stad Salé (met medina en madrasa)
- De Romeinse ruïnes van Chellah
- Dagtocht naar Casablanca of Kenitra
- Surfen bij het strand van Temara