TOGO – Het was een bewolkte middag in Aného, een klein vissersdorp langs de kust van Togo. De haven, die normaal gesproken gonst van activiteit, was nu doordrenkt van een kalme bedrijvigheid. De houten vissersboten lagen stil in het water, zachtjes wiegend op de golven, alsof ze zich voorbereidden op de volgende zwerftocht over de uitgestrekte oceaan.
Op de kade verzamelden de vissers zich rondom hun netten. Ze werkten in stilte, met enkel het geluid van de naalden die door het grof geweven touw gingen en het zachte geklots van het water tegen de kademuren. Lamin, één van de oudste vissers van het dorp, zat op een omgekeerde kist en bekeek zijn werk met scherpe ogen. Zijn vingers, ruw van de jarenlange blootstelling aan het zout en de zon, bewogen snel en doelgericht terwijl hij de gaten in het net herstelde. Naast hem zat zijn zoon, Tony, die dezelfde precisie probeerde na te bootsen.
“Deze netten zijn ons leven,” zei Lamin, terwijl hij zijn naald weer door een scheur trok. “Ze vangen de vissen die ons voeden en ons in staat stellen te overleven. Zorg er goed voor, en ze zullen goed voor jou zorgen.”
Tony knikte instemmend. De haven van Aného is al generaties lang het centrum van het leven voor hun familie. Het was hier waar zijn grootvader hem had leren vissen, waar hij zijn eerste net had gerepareerd en zijn eerste vangst had binnengehaald. De haven was hun thuishaven, een plek van werk, maar ook van verbondenheid.
Morgen zal de zee ons weer uitdagen
Rondom hen waren andere vissers bezig met hetzelfde werk. Ze praatten zachtjes met elkaar, deelden verhalen over de zee en het leven, terwijl ze ondertussen hun netten onderzochten en repareerden. De geur van het zoute water en het vochtige hout hing zwaar in de lucht, vermengd met de geur van verse vis die eerder die dag was gevangen.
Eén van de vissers, Kossi, een goede vriend van Lamin, hield plotseling op met werken en stond op. Hij liep naar de rand van de kade en keek uit over het water. “Morgen zal de zee ons weer uitdagen” zei hij zonder om te kijken. “Maar we zullen er klaar voor zijn, zoals altijd.”
De anderen keken op van hun werk en volgden zijn blik naar de horizon. De zee is altijd aanwezig in hun leven, een constante metgezel die zowel rijkdom als gevaar biedt. Er is geen zekerheid in hun werk, behalve dat de zee altijd zal blijven bestaan en dat ze zullen blijven terugkeren, net zoals hun vaders en grootvaders voor hun.
De zon zakt in Aného
Toen het werk aan de netten was gedaan, stonden de vissers op, streken het stof van hun kleding en verzamelden hun gereedschap. De zon begon langzaam achter de wolken te zakken, terwijl de haven in een zachte schemering werd gehuld. Ze maakten zich klaar om naar huis te gaan, hun gedachten al bij de tocht van morgen.
Lamin legde een hand op de schouder van zijn zoon. Samen liepen ze de haven uit, hun netten zorgvuldig opgeborgen in de boten, klaar voor de volgende dag.